Storytelling

De man die bomen plantte

By October 5, 2020 No Comments

De man die bomen plantte

Stephan 5 October 2020 Verhaal

Foto: Justin Novello

Verkorte versie van het verhaal van Jean Giono. gepubliceerd in 1953. Ik kreeg het van Mirna Ligthart met wie ik een passie voor verhalen deel.
In een tijd die op zoveel fronten overweldigend is, helpt dit verhaal me om te blijven doen wat nodig is: liefhebben, zaaien en incasseren. Op elk moment en in elke gewenste vorm en volgorde. En net als in het verhaal, met wisselend succes. Schijnbaar wisselend succes.

 

 

Dit verhaal wordt verteld vanuit een jonge Franse man. Hij maakte een lange voettocht door een deel van Frankrijk, de zuidelijke Alpen. Een landschap als een woestijn, droog, kaal en verlaten. De wind blaast er meedogenloos, de dorpen zijn er verlaten. Hij is op zoek naar water omdat hij sinds de avond daarvoor geen water meer heeft gedronken. In de verte ziet hij een gestalte. Het blijkt een herder. Deze man laat hem uit zijn veldfles drinken en neemt hem mee naar zijn herdershut.

Zijn huishouden was ordelijk, zijn vaat gewassen, zijn vloer aangeveegd, zijn geweer ingevet; zijn soep pruttelde boven het vuur; het viel me verder op dat hij ook pas geschoren was, dat al zijn knopen stevig vastzaten en dat zijn kleren versteld waren met de minutieuze zorg die het verstelwerk onzichtbaar maakt.

Het had onmiddellijk vanzelf gesproken dat ik er de nacht zou doorbrengen; het meest nabije dorp lag nog anderhalve dag lopen. En bovendien wist ik heel goed hoe de zeldzame dorpjes in deze streek waren. Ze worden bewoond door houtskoolbranders. Het zijn plaatsen waar het slecht leven is. De gezinnen, dicht opeen gepakt in dit klimaat dat zowel ’s zomers als ’s winters van een uiterste grimmigheid is, drijven er in hun afzondering hun egoïsme tot het uiterste.

De herder haalde een zakje uit zijn zak en stortte op de tafel een hoop eikels uit. Hij begon die zeer aandachtig stuk voor stuk te onderzoeken en scheidde de goede van de slechte. Ik stelde voor hem te helpen. Hij zei me dat hij het alleen moest doen. En inderdaad, toen ik zag met hoeveel zorg hij dit werkje deed, drong ik niet verder aan. Dat was al onze conversatie. Toen hij aan de goede kant een hoopje vrij grote eikels had, telde hij die uit in groepjes van tien. Toen hij zo honderd volmaakte eikels voor zich had liggen, stopte hij en gingen we slapen.

De volgende dag volgde ik de man op zijn pad. Hij liet zijn kudde los en leidde die naar de weidegrond. Voordat hij vertrok doopte hij het zakje met eikels in een emmer water. Het viel me op dat hij in plaats van een stok een duimdikke ijzeren staaf van anderhalve meter lengte meenam. Aangekomen op de verlangde plaats begon hij zijn staaf in de grond te steken. Zo maakte hij een gaatje, waarin hij een eikel legde, waarna hij het gat weer sloot. Hij plantte eiken. Ik vroeg hem of dat zijn grond was. Hij zei me van niet. Wist hij dan van wie de grond was? Dat wist hij niet. Hij veronderstelde dat het gemeenschapsgrond was, of misschien ook was ze het eigendom van mensen die die zich er niet om bekommerde. Hij bekommerde zich er niet om de eigenaren te kennen. Zo plantte hij zijn honderd eikels met uiterste zorg.

Na het middagmaal begon hij opnieuw zijn pootgoed te selecteren. Op mijn vragen vertelde hij me dat hij sinds drie jaar bomen plantte daar in de verlatenheid. Hij had er honderdduizend geplant.Van die honderdduizend waren er twintigduizend opgekomen. Van die twintigduizend dacht hij nog eens de helft te verspelen door de aanwezigheid van knaagdieren of door alles wat onmogelijk te voorzien was in de voornemens van de Voorzienigheid. Bleven er dus tienduizend eiken die zouden groeien op die plaats waar voorheen niets was.

Op dat moment vroeg ik me af hoe oud deze man was. Vijfenvijftig, zo zei hij mij. Hij heette Elzeard Bouffier. Hij was eigenaar van een boerderij op de vlakte geweest. Daar had hij zijn leven opgebouwd. Hij had zijn enige zoon verloren en daarna zijn vrouw. Hij had zich teruggetrokken in de eenzaamheid waar hij het genoegen smaakte van een traag leven met zijn schapen en zijn hond. Hij had vastgesteld dat dit land ten onder ging door gebrek aan bomen. Hij voegde eraan toe dat hij, omdat hij niets belangrijks te doen had, het besluit had genomen iets aan de stand van zaken te doen.

De volgende dag gingen wij uiteen.

Het jaar daarop begon de oorlog van ’14-’18 waarbij ik vijf jaar lang betrokken was als infanteriesoldaat. Ik kon toen nauwelijks aan bomen denken. Om eerlijk te zijn: de zaak zelf had geen sporen in me achtergelaten; ik had het beschouwd als een stokpaardje, een postzegelverzameling, en vergeten. Na de oorlog had ik een groot verlangen zuivere lucht in te ademen en trok weer naar het verlaten gebied.

Het land was niet veranderd. Maar toch zag ik voorbij het verlaten dorp in de verte een soort grijze nevel die de hoogten als een tapijt bedekte. Sinds de vorige dag was ik weer gaan denken aan de bomenplantende herder. Ik besloot hem te zoeken en vond hem in zijn huisje in blakende gezondheid.

De eiken uit 1910 waren nu tien jaar oud en hoger dan hij en ik. Het was een indrukwekkende aanblik. Ik stond letterlijk sprakeloos en omdat hij ook niets zei, brachten we de dag in stilte door, wandelend in zijn woud. As je erbij stilstond dat alles was voortgekomen uit de handen en de ziel van deze man – zonder technische hulpmiddelen – begrijp je dat de mens even doelmatig zou kunnen zijn als God, op andere terreinen dan de vernietiging.

Het werk maakte overigens de indruk van dwangarbeid. Hij bekommerde zich daar niet om; hij zette zijn taak hardnekkig en zeer eenvoudig voort. Maar toen ik weer naar het dorp afdaalde zag ik water stromen in de beekjes die sinds mensenheugenis altijd droog waren geweest. Het was de geweldigste kettingreactie die mij ooit onder ogen gekomen was.
Ook de wind droeg bepaalde zaden aan. Tegelijk met het terugkerende water zouden de wilgen, de teenwilgen terugkeren, de weiden, de tuinen, bloemen en een bepaald leefklimaat. Maar de transformatie ging zo langzaam dat ze gewoon werd zonder enige verwondering te wekken.

Vanaf 1920 heb ik Elzeard elk jaar opgezocht. Ik heb hem nooit zien verflauwen of twijfelen. Alleen God weet of God hem er zelf toe dreef! Ik heb de stand van zijn teleurstellingen niet bijgehouden. Maar het is wel duidelijk dat, om zo iets tot een geslaagd einde te brengen, je heel wat tegenslagen moet overwinnen; dat je, om een dergelijke hartstocht te doen overwinnen, met veel wanhoop hebt moeten worstelen. Hij had, gedurende een bepaald jaar, meer dan tienduizend esdoorns geplant. Ze gingen allemaal dood. Het jaar daarna liet hij de esdoorns vallen en ging hij verder met beuken, die het zelfs nog beter deden dan de eiken.

Ik heb Elzeard Bouffier in juni 1945 voor het laatst gezien. Hij was toen 87 jaar. Alles was veranderd, de lucht zelf. In plaats van de droge en harde rukwinden die mij er vroeger opwachtten, woei er nu een zacht, met geuren bezwangerd briesje. En het meest verbazingwekkende: ik hoorde het ware geluid van water dat in een bekken stroomde. Ik zag dat er een bron gemaakt was, dat deze ruimschoots vloeide en, wat me het meest aangreep, dat er vlak daarbij een linde geplant was die al een jaar of vier oud moest zijn en al zwaar begon te worden, als het onweerlegbare symbool van een wederopstanding.

Overigens droeg het dorpje de sporen van een werk waarvoor je om er aan te beginnen hoop moet koesteren. De hoop was weergekeerd. Ze hadden er de bouwvallen opgeruimd, de half ingestorte muren neergehaald en vijf huizen gebouwd. Het gehucht telde vanaf van toen af aan 28 inwoners, waaronder vier jonge gezinnen. Kinderstemmen klonken.

Als ik bedenk dat één enkele man, met niet meer dan zijn eigen fysieke en morele hulpbronnen, voldoende is geweest om dit Land van Belofte uit de woestenij te doen herrijzen, vind ik dat, ondanks alles, het menszijn iets bewonderenswaardig heeft. Maar als ik reken wat er allemaal voor nodig is geweest aan trouw, zielegrootheid en edelmoedigheid, om dit resultaat te bereiken, dan voel ik een reusachtig respect voor die oude boer zonder enige culturele achtergrond, die dit Godwaardig werk tot een goed einde wist te brengen.

 

Neem contact op

Healing Trauma
Onze missie is om trauma ‘gewoner’ en herkenbaarder te maken. Door te werken met de wijsheid van ons lichaam en gebruik te maken van onze goed ontwikkelde gezonde delen, kunnen we samen veel bereiken. We richten ons op wat bekend staat als posttraumatische groei.

Telling Stories
Storytelling is breed toepasbaar voor zowel individuen als groepen en organisaties. Verhalen stellen je in staat om de drijvende krachten binnen jou/jouw organisatie te identificeren, begrijpen en gebruiken.

Training Talents
Wij geloven dat ieder mens vele talenten heeft; aan de oppervlakte, maar ook talenten die dieper liggen. Onze inzet is om ruimte te geven aan de potentie die in ons leeft.

Hopelijk heb je gevonden wat je zocht op onze site. Ik kan me voorstellen dat je nog vragen hebt over jouw specifieke situatie. Voel je vrij om ons te mailen of te bellen. We nemen snel daarna contact met je op.